Hoge bal
Let er bij de afzet op dat je een grote pas maakt en je voet afwikkelt van je hak naar je tenen. De armen zwaai je omhoog vanuit je heupen. Op deze manier strek je het lichaam maximaal en kun je de bal altijd boven je hoofd verwerken
Slingerworp
Wanneer je een slingerworp maakt, moet je zorgen je de bal “over je schouder heen gooit”. En zorg er altijd voor dat je laatste pas zo groot mogelijk is. Hierdoor zit je wat dieper en kun je een strakkere bal gooien.
Het insnijden van de bal:
Zet met je buitenste been af en zorg dat je je arm goed naar voren strekt. Zo heb je zo snel mogelijk contact met de bal. En door de arm goed te strekken, maak je de ruimte onder je lichaam altijd `dicht`.
Tevens is het belangrijk dat je met je gezicht richting het veld blijft kijken.
Vangen:
Handen gaan naar de bal, met gestrekte armen. Vingers gespreid, duimen wijzen naar elkaar en moeten achter de bal geplaatst worden. En breng de bal daarna naar je borst.
Rollen:
Bij het rollen moet je de arm, waarmee je rolt, goed doorzwaaien en maak de laatste pas groot. Dan zit je namelijk “diep” en voorkom je dat er een stuit in de bal komt.